Bij de invoering van de forensenbelasting, zo’n 10 jaar geleden, is met de eigenaren van recreatieparken overeengekomen dat zij deze belasting voor de gemeente innen. Anders dan bij de toeristenbelasting zijn namelijk niet de ondernemers belastingplichtig, maar de gebruikers van de recreatiewoningen zelf. Doordat de ondernemers de inning op zich nemen -besparen zij de gemeente kosten. Met de ondernemers is daartoe een convenant afgesloten, die inmiddels is beëindigd. De gemeenteraad heeft in december 2019 besloten de tarieven van de forensen- en toeristenbelasting voor 2020 en 2021 met de inflatie te verhogen. Dit in navolging van de vanaf de start van invoering van de forensenbelasting toegepaste jaarlijkse inflatiecorrectie.
M.i.v. 2022 dienen, mede op verzoek van de raad, de tarieven te worden aangepast. Om inzicht te krijgen in de tarieven die in de regio worden toegepast heeft er een benchmark plaatsgevonden. Mede op basis daarvan is de heffingssystematiek voor de forensenbelasting herzien. De tot nog toe gehanteerde staffelmethode is losgelaten en er wordt overgegaan op een heffingsmaatstaf, die uit gaat van een vast percentage van de WOZ-waarde van het object.
Dit vaste percentage is 0,25% van de WOZ-waarde. Daarbij wordt een tarief gehanteerd met een minimum van € 350 en een maximum van € 3.000.
Het vaste bedrag per gemeubileerde woning, waarvoor geen WOZ-waarde is vastgesteld, is bepaald op € 300.
Om meer zekerheid te krijgen m.b.t. de juistheid van de opgelegde aanslagen forensen –en toeristenbelasting zal te beginnen in 2022 een inventarisatie van de objecten die vallen onder de toeristen- en forensenbelasting plaatsvinden. Vervolgens zullen vanaf 2022 controles worden uitgevoerd. In de begroting is hiervoor in 2022 € 100.000 opgenomen, in 2023 € 75.000 en voor de jaren 2024 en 2025 € 50.000.