Bij financiering gaat het om de vraag hoe de gemeente regelt dat zij steeds voldoende geld heeft om alle rekeningen te betalen. Dreigt de gemeente tijdelijk te weinig ‘in kas’ te hebben, dan moet zij lenen. Heeft de gemeente tijdelijk teveel in kas, dan worden bedragen van boven een drempel, wettelijk verplicht, gestort in de schatkist. Zie ook de toelichting bij saldo- en liquiditeitenbeheer. Ook sluit de gemeente langlopende geldleningen af, om bijvoorbeeld de aankoop van gronden of grote investe¬ringen te financieren. Al deze activiteiten leiden ertoe dat de gemeente een financieringsportefeuille heeft. Die moet worden beheerd om de daaraan verbonden kosten en risico`s te beperken.
Volgens artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) bevat de paragraaf financiering in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille.
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
- De gemeente mag leningen of garanties op grond van de ‘publieke taak’ uitsluitend verstrekken aan door de gemeenteraad goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij;
- De gemeente kan middelen uitzetten op grond van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richt¬lijnen en limieten van het treasurystatuut;
- Van financiële derivaten wordt geen gebruik gemaakt.
De belangrijkste financiële risico`s bij de uitvoering van het treasurybeleid zijn koersrisico, renterisico en kredietrisico. Waarbij moet worden opgemerkt dat van een renterisico de afgelopen paar jaar geen sprake meer is geweest, gezien de extreem lage rentestand.